'De avond is ongemak' is een ongemakkelijk maar knap geschreven boek
Recensieblog: De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld
De avond is ongemak is een veelbesproken boek. Om te beginnen behaalde de vertaling van dit boek, The Discomfort of Evening, als eerste Nederlandse roman de prestigieuze International Booker Prize, in 2020. Dat niet alleen, Marieke Lucas Rijneveld was de jongste schrijfster ooit die de prijs in ontvangst heeft mogen nemen.
Die vertaling bevatte wel één belangrijke wijziging: een grap over Hitler zou buiten Nederland te gevoelig liggen, en werd verwijderd uit de tekst.
Het boek kreeg ook minder lovende recensies. NRC gaf het boek in 2018 slechts twee van de vijf bollen. “In haar succesvolle debuutroman gunt ze haar personages niets dan kilte.” Tot slot ontstond er ophef toen de uitgever Rijneveld koos als vertaler van het veelgeprezen inauguratiegedicht en de dichtbundel van Amanda Gorman, waarna hij [1] zich terugtrok.
Dat alles geeft mij het gevoel dat dit een boek is dat je gelezen móet hebben. Met grote nieuwsgierigheid haalde ik het op uit de bibliotheek.
Eerste indruk? Wat NRC schrijft klopt: het verhaal is kil, beklemmend ook, en schrijnend. Dat gevoel doet me direct denken aan Het smelt, van Lize Spit, Kom hier dat ik u kus, van Griet op de Beeck, of Zwarte schuur, van Oek de Jong.
Toch is De avond is ongemak uniek, in taal en symboliek. Of het ook fijn is om te lezen is echt een kwestie van smaak. ‘Veel plezier ermee,’ zei de mevrouw van de bibliotheek nog vriendelijk. Maar of het me uiteindelijk ook echt plezier heeft opgeleverd, dat betwijfel ik.
De avond is ongemak geeft een weergaloos goed beeld van Nederland, 20 jaar geleden
We beleven de wereld door de ogen van Jas, als tienjarige in 2000. Dat maakt het boek voor mij wel bijzonder: ik was toen ook zo oud - al ben ik niet, zoals Jas, geboren op dezelfde dag als Hitler.
Dankzij de vele culturele verwijzingen hoef ik mijn ogen maar te sluiten, of ik waan me weer in die tijd: The Sims, Pokémonkaarten, Liga’s mee naar school, Bert en Ernie, het sinterklaasjournaal. We lezen over diepvrieszakjes, rinse appelstroop, Lingo en Kortjakje. Op een gegeven moment zijn we getuige van de mond-en-klauwzeer uitbraak uit 2001.
Het moet verschrikkelijk ingewikkeld geweest zijn om deze delen, die zo typerend zijn voor Nederland en voor de tijdgeest, naar het Engels te vertalen.
Het is alsof je de personages kent
Zelfs al ken je de Nederlandse cultuur niet, dan neemt het boek je in elk geval mee terug naar de beleveniswereld van een kind. Jas is dochter in een streng gereformeerd boerengezin in Friesland. Al vrij snel leren we dat haar oudste broer Matthies door het ijs zakt, letterlijk, en verdrinkt. Het is de avond voor Kerst, maar de kerstboom wordt direct afgetuigd en opgeruimd.
Het zet de toon voor hoe het gezin omgaat met zijn dood. ‘Over de doden praten we niet, die gedenken we.’, zegt haar vader als Jas over Matthies begint. Een keer hangt hij haar zelfs met jas en al aan de kapstok als ze haar mond opentrekt over haar broer.
Die jas, die kunnen we ook niet negeren. Jas trekt haar jas namelijk niet meer uit. Waarom legt ze nooit precies uit, al hebben we onze vermoedens.
Het liefst zou ik haar helemaal willen markeren, zodat ik haar onthoud en bij me kan houden, ze is te groot voor mijn jaszakken.
De ouders van Jas kwijnen zelf weg. Daarmee verdwijnt ook de liefde uit het gezin, een gezin waar toch al geloofd wordt in de toorn van God. Ook vóór de dood van Matthies heerste hier misschien al niet veel vreugde. Het is nu in elk geval geen plek waar je kinderen op wilt laten groeien. Jas, haar broer Obbe en zusje Hanna zoeken naar manieren om met het verlies om te gaan, maar raken het spoor compleet bijster.
Zeker in het begin wil ik de kinderen een knuffel geven. De personages zijn zo goed omschreven, hun karakters zo passend en de omgeving zo echt, dat ik me volledig inleef alsof ook ik op die boerderij ben. Ik wil de ouders toeroepen ‘praat met elkaar, laat je kinderen niet aan hun lot over!’. Ik zie de ouderlingen of de veearts op bezoek komen en ik denk ‘grijp in, doe iets!’. Maar de mensen in dit dorp zijn daar niet toe in staat.
(…) we leren om mensen uit een wak te redden, maar boven water weten we niet hoe we iemand op het droge moeten houden.
De beeldende omschrijvingen zijn soms onnodig pijnlijk
Maar al gauw verlies ik mijn sympathie voor de personages, want wat zijn de kinderen gemeen. Ze zijn wreed tegen dieren, en tegen elkaar. De ellende neemt steeds meer toe.
Het doet me denken aan Een klein leven van Hanya Yanagihara. Ook daar dacht ik naar het einde toe: dit is te veel. Niet omdat het niet kan gebeuren. Wat Obbe doet is waarschijnlijk niet eens zo onrealistisch. Zijn gedrag lijkt te duiden op een anti-sociale gedragsstoornis (CD), wat bij 2% van de kinderen voorkomt [2]. In deze omstandigheden een beangstigende, maar niet onmogelijke ontwikkeling, ben ik bang.
Minder realistisch is wat er in het hoofd van Jas gebeurt. Ze denkt dat er joden onderduiken in de kelder bij hen in huis. Ze houdt twee padden maandenlang gevangen in een emmer in haar kamer, en heeft niet door dat de doodstil zittende padden allang dood zijn gegaan zonder eten en drinken. Ze zit in groep 8, is ongelooflijk naïef en kan haar gevoelens op geen enkele manier uiten. Tegelijkertijd snapt ze heel goed wat er om haar heen gebeurt. Ze legt dit aan de lezer uit met de knapste vergelijkingen.
Misschien bidden we niet voor het gewas, maar voor de oogst van alle kinderen in het dorp. Dat ze groot mogen worden en sterk. En dat vader nu inziet dat hij geen oog heeft voor zijn eigen akkers, dat hij er zelfs een onder water heeft laten lopen. Naast voeding en kleding hebben we aandacht nodig. Dat lijken ze steeds meer te vergeten.
Toch is dat samengaan van naïviteit en wijsheid een discrepantie die ik Rijneveld vergeef. Ik denk dat kinderen soms wel voelen wat er mis is, zelfs al kunnen ze dat niet onder woorden brengen. Ook andere onlogische fouten storen me niet. Dat Jas te groot is voor het bed van haar broer, terwijl hij een paar jaar ouder was toen hij stierf. Of dat ze maandenlang last heeft van verstopping. Hoe ik het zie is dat Jas een niet zo betrouwbare verteller is. Dat heeft te maken met haar traumatische jeugd. En misschien houdt ze zichzelf ook wel een beetje voor de gek.
Wat me wel stoort, is dat de vertellingen zo beeldend zijn. Soms is dat mooi.
Ik ben net het verfrommelde boodschappenlijstje in de prullenbak, wachtend tot iemand me gladstrijkt en opnieuw leest.
Maar ook dit wordt soms te veel. Op een gegeven moment neem je de vergelijkingen niet echt meer in je op. Rijneveld strooit ermee, als snoepgoed tijdens sinterklaas.
Je leest er steeds vaker overheen. Soms wil je dat ook. Dan lezen we geen beeldspraak, maar hele beeldende passages. Scènes die visueel zijn, smerig, gruwelijk. Té ongemakkelijk.
En toch: wat zit het boek knap in elkaar
De wereld die Rijneveld schetst, zie ik voor me. De ouders zijn niet alleen bot en apathisch. Ergens, als je heel goed kijkt, zie je ook gelaagdheid.
De boerderij, de gereformeerde gemeenschap, de tics. Het voelt deels autobiografisch. Mogelijk op meerdere manieren: hoe Hanna zich kleedt als man in het zondagse pak van vader, of dat Jas haar konijn Dieuwertje noemt, ook al is het eigenlijk een mannetje.
Maar bovenal: toch die vergelijkingen. Dit boek staat er bekend om [3], en je kan het teveel vinden, maar ik vind ze knap mooi gevonden.
Dat beeldende en symbolische vind ik vooral knap, omdat ik het gevoel heb dat niet alles is uitgespeld. Dat geldt ook voor sommige grappige passages.
Ze is uit mijn prikbord gevallen, uit de kaart van buurvrouw Lien, die me eens in de zoveel tijd een kaartje stuurt omdat ik een keer klaagde dat ik nooit post kreeg en vader wel: mooie blauwe brieven.
Hoe langer ik over het boek nadenk, hoe meer nieuwe dingen ik ontdek. Dit boek zet je aan het denken, juist omdat het boek het ongemak niet uit de weg gaat. En dat is precies wat literatuur moet doen.
De mooiste verborgen gedachte vind je in de eerste zinnen van het lied 'Avond' van Boudewijn de Groot.
Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken / En te hopen dat je licht het doet. / Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker / Want binnen is het warm en licht en goed.
Deze zinnen komen niet letterlijk terug, maar horen wel bij het verhaal. Dat beseft de lezer als Jas een poster van de zanger in haar kamer heeft hangen, en aan haar zusje Hanna verkondigt dat hij degene is die hen kan komen redden.
De vraag is of dit couplet een uiting is van stille hoop, van een wens die uitkomt, of van een triest einde. Daar komen we pas op de laatste bladzij achter.
Maar of ik het aan zou raden, weet ik nog steeds niet
Ik sloeg het boek dicht met een ongemakkelijk gevoel. Het boek moest ik uitlezen, omdat ik wilde weten hoe het afliep. Maar het lezen ervan zelf maakte me ongelukkig en was naar. Het was lijden.
Dat gevoel zakt wel weg, naarmate de tijd voorbijgaat. De scherpe randjes gaan eraf, tot wat overblijft een inkijk is in een heel andere wereld. Tijd heelt alle wonden. Als dat Jas nu eens kon helpen.
Marieke Lucas Rijneveld: De avond is ongemak. Amsterdam, Uitgeverij Atlas Contact, 2018, 270 pagina’s.
[1] Op 7 januari 2022 kondigde Rijneveld via twitter aan aangesproken te willen worden als hij/hem.
[2] Ince, D. (7 maart 2018). Cijfers over gedragsstoornissen. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Geraadpleegd op 24 januari 2022.
[3] Meerdere recensies benoemen de vergelijkingen, en niet tot ieders genoegen. Floris van Floris Leest levert flinke kritiek op dit aspect van het boek in zijn videorecensie van De avond is ongemak.
Hello!
Your book reviews are amazing. I enjoyed reading them! Thank you for sharing your experience and thoughts. I hope you are still writing!
We are making journals for language learning on different topics, one of them is about the Netherlands and Dutch culture. I would like to give you an offer. Could you contact me through my email ana@heart.school?
Best regards,
Ana